"Is er een god
voor mij?
en als hij
bestaat,
wat betekent hij
dan voor mij?
soms,
heel even,
herken ik
een plaats van rust
vrijheid
om mezelf te zijn
geaccepteerd te worden
met al mijn twijfels
vragen over mezelf
anderen en bovenal god
is er een bijbel
voor mij?
hij bestaat
maar is hij echt?
soms,
mijn verontwaardiging over
de onzin die geschreven staat
halve waarheden,
onmogelijkheden
soms ook
een kalmering in alle ellende
spanningen en onvrede
een antwoord op vragen
over mezelf, anderen en bovenal
over god.
SdW", 1983
Vrouwenpolder 2018
Geboren in een Zeeuwse familie met een diep gelovige achtergrond.
Mijn ouders braken daarmee, toen Sten en ik nog heel jong waren.
Ze lieten ons wel schoolgaan op christelijke scholen.
En ik vond via mijn christelijke (school-)vriendinnen en -vrienden de weg naar Jeugdverenigingen van de protestante kerken.
Zowel van de hervormde als van de gereformeerde.
In mijn stap voor stap volwassen worden ontwikkelde zich langzaamaan een geloofs-identiteit.
Ik hield van het samen zingen in de kerk.
Ik hield van sommige preken: als de dominee goed en inspirerend kon spreken.
Ons als gemeente meenam in menselijke dilemma's en daar de verhalen uit de bijbel aan verbond.
En ik bleef me oké voelen bij bijvoorbeeld de tien geboden.
Ook hield ik van het sociale component van de kerken:
zorgen voor de minder bedeelden. En: iedereen in zijn of haar waarde laten, zoals hij of zij is.
Daar was overigens bijvoorbeeld oma de Witte ook heel blij mee. Dat ik wél een goed mens probeerde en leerde te zijn.
'Maar,' vond ze: 'je bent níet gelovig. Want je gaat niet naar de kerk en staat ook niet bij een kerkgenootschap ingeschreven."
Ze was echt heel progressief in haar leven. Maar sommige dingen waren niét bespreekbaar...:)
Ik besloot op mijn 17e jaar dat ik niet meer bij een kerk aangesloten wilde zijn.
Ik begreep veel bijbelverhalen totaal niet.
Ik begreep de 'dubbele gezichten' in de kerk niet:
De dominees die op de preekstoel van allerlei moois vertelden, maar die zich in kerkenraad en naar gemeenteleden toe onfatsoenlijk en onwaardig gedroegen.
En in geen enkel gesprek kon iemand me een helder antwoord op mijn vragen daarover geven.
Ik kreeg er geen grip op. En ik voelde me er onveilig bij. Daardoor brak ik uiteindelijk met het bezoeken van gevulde kerken.
Van (kerkelijke) liederen zingen word ik nog steeds heel blij.
Of dat nu van Taizé afkomstig is, van Stef Bos, Huub Oosterhuis, uit de kerkelijke kerstliederen, of uit een mis...ik pruttel nog steeds graag mijn deuntje mee.
Chartres 2011.
Eveneens wandel ik heel graag in alle rust door mooie kerkgebouwen.
Vooral de katholieke. Of de grote kathedralen.
Steek er eens een kaarsje op.
Ga er ook graag zomaar een tijdje zitten.
Ik vind er rust. Innerlijke stilte.
Daar geloof ik in.