"FEEBLE-MINDED
Je komt naar me toe
en slaat je armen om me heen.
Je ogen kijken mij een moment
geconcentreerd aan,
je zegt mijn naam
maar daarna dwaal je weer af
met je gedachten
en met je ogen.
Je spieren ontspannen zich
en ik ben weer vrij
uit je bewust beleefde omarming.
Heel even herkende jij mij,
heel even was ik voor je wie ik ben.
Geen nummer,
geen passant,
geen object.
Je zag me staan zoals ik ben
en zoals ik me voordoe.
Toch selecteer je niet
op uiterlijk
of op karakter,
toch ken je mij niet
en dat treft me.
Je bent zo volledig afhankelijk
van mij,
en ook van anderen.
Je hebt geen keus,
je zult het moeten accepteren:
de anderen,
mij,
jezelf,
jouw leven,
je omgeving.
En je kunt er niets aan doen.
Of besef je niet
wat er rondom jou gebeurt,
en wat men met jou doet.
Ook niet op de momenten
dat je de wereld wel herkent
en jij even je armen uitstrekt
om alles wat binnen je bereik is
te omhelzen,
en te laten delen in jouw vreugde.
Vreugde van het herkennen:
want op die momenten zíe je ons,
ook al ben je ook dán…
zwakzinnig.
SdW,
Begin 1983, Middelharnis"
Tijdens mijn opleiding KinderVerzorging/Jeugdverzorging, vielen verplichte stages.
Die mochten we ook 'extern'; doen.
Dus verder weg van huis. Intern wonend in de stageplek.
Ik wilde dat wel.
Ontdekken hoe het leven alleen me zou bevallen.
Door de weeks weg van huis.
Leren verantwoordelijkheden te dragen.
Ik koos voor een instelling voor, toen geheten: 'zwakzinnigen'; nu: 'mensen met verstandelijke beperkingen'.
Een voor mij onbekende doelgroep om mee te werken.
Paar maanden meewerken met het bestaande team, op een groep met zwakzinnigen van iets oudere leeftijd.
Paar wisseldiensten draaien.
Paar weekenddiensten ook. Plekje vinden in het team.
Op kamers in de instelling; met andere verzorgenden en leerlingen-Zorg op de gang.
Alles en iedereen onbekend voor mij.
17 jaar.
Het viel nog niet mee, deze expeditie.
Ik had mijn slag te slaan met heimwee.
Nog geen mobiele telefoons of computers om contacten te kunnen onderhouden.
Er was alleen een 'vaste telefoon'. Op de gang. Zonder enige vorm van privacy.
En papieren post. Die er dagenlang over deed.
De uitdaging om te leren om 'het leuk te vinden' met mijzelf, was een serieuze uitdaging.
En tegelijkertijd had ik te leren omgaan met grotere verantwoordelijkheden. En daar niet in te verzuipen.
Ik zette door. Werd gesteund door het thuisfront.
En...er hielp nóg iets:
Ik werd verliefd. Alwéér. :)
Deze keer op deze bijzondere groep mensen.
Het ongekunstelde, opene in hun gedrag. In álles wat er was. Ongemak, verdriet, boosheid.
Maar ook in het plezier, de gekkigheid, de aanhankelijkheid.
En het 'zonder maskers' leven.
Het veelal taal-arm omgaan met hen.
Lichaamstaal als leidraad en thuishaven.
Ik leerde er meer dan in mijn schoolverslagen kwam te staan.
Deze vorm van liefde voor mensen die op deze manier anderen nodig hadden, ontroerde mij zó vaak in die maanden.
Zo jong als ik was.
De omgang met hen was als een tweede jas voor mij.
Ik voelde hen aan. En zij mij. Ik zag hen. Zij mij.
Ik hield van de 'puzzels' om bij hen te kunnen aansluiten.
Om te begrijpen wat er nodig was.
Om de beste zorg te kunnen geven.
Het ging als vanzelf. En het is altijd zo gebleven.
Later volgde ik de opleiding tot verpleegkundige-Z.
Werkte ik een aantal jaren in deze tak van zorg.
Een passie was gevonden. Of vond de passie mij?